Herkenning van het verval
Aan de hand van een aantal voorbeelden uit de media is duidelijk zichtbaar hoe de Narrative Collapse tot stand is gekomen en waar dit plaats heeft gevonden. Zo legt Rushkoff uit dat met de komst van technologie zoals bijvoorbeeld de afstandsbediening we ons tegen het narratief hebben kunnen bewapenen. We kunnen midden in een film wegzappen om zo de laatste paar minuten van de voetbalwedstrijd te zien, waarna we vervolgens weer terugkeren naar de film, of we haken gewoon in op een andere zender. We nemen zelf controle over het narratief wat het tv-programma ons probeert op te leggen. Zonder de tijd en het vermogen om de televisiekijker langdurig bij het narratief te betrekken moesten televisiemakers gaan werken met wat ze nog wel hadden: ‘het moment’. De oplossingen waar zij mee kwamen worden in de volgende voorbeelden geïllustreerd.
Cartoons zoals ’Beavis and Butt-head’ die volgens velen nergens over gaan of worden ervaren als inhoudsloos, geven dit fenomeen en zijn gevolgen goed weer. De show Beavis and Butt-head gaat over twee tieners die ditzelfde ‘moment’ in iedere aflevering ervaren. Ze zitten op een bank voor de tv, en wanneer de beelden saai of langdradig worden zapt het duo door. Als er provocerende, spectaculaire of seksuele beelden voorbij komen reageren de twee kortstondig, maar positief, op het beeld. Zonder na te denken over de inhoud en de context van de beelden waar ze naar kijken zappen de twee vervolgens weer door. Doordat de show de focus plaatst op de reacties van de twee op de beelden, in plaats van de beelden zelf centraal te stellen, wordt je geconfronteerd met de manier waarop men omgaat met het medium tv en de informatie die het toont. We krijgen inzicht in het feit dat de afstandsbediening naast het gemak, ook effect heeft op hoe we met de inhoud omgaan.
Het realityprogramma ’Thuis voor de buis’ op RTL 4 is hier een letterlijke vertaling van. Iedere aflevering wordt een vaste groep gezinnen gevolgd terwijl zij naar hetzelfde fragment op tv kijken. Het programma geeft weer hoe deze verschillende mensen reageren op de hoogtepunten die die week te zien waren op tv. Bij het bekijken van dit programma zie je dus letterlijk hoe andere mensen tv kijken. Naast de visualisatie van het gedrag van een kijker, laten beide programma’s ook zien waarom tv-programma’s hun informatie anders (zijn) gaan weergeven.
De tv-serie ’The Simpsons’ is een voorbeeld van een gevolg van de situatie die wordt geschetst in de eerdere tv-programma’s, een gevolg waarbij het narratief nagenoeg verloren lijkt te gaan. Ook al hebben ’The Simpsons’-afleveringen een zekere verhaallijn, het lijkt hier niet zozeer om te gaan. Personages kunnen in de verhaallijn sterven, maar even later en zonder uitleg gewoon weer terugkeren. De stad waarin het verhaal zich afspeelt kan vernietigd worden, maar even later gewoon weer in originele staat verschijnen. Er gebeuren allerlei dingen, maar dit lijkt geen permanent effect te hebben op de serie. We verkeren daarom bij het bekijken van de show niet meer in een staat van verwachting. De momenten die zorgen voor de spanningsboog, hebben geen effect, maar in plaats daarvan gebruikt men herkenning om de show interessant te maken. De show visualiseert referenties naar andere gebeurtenissen uit de media. Deze referenties worden op een satirische wijze weergegeven en moeten door de toeschouwer zelf worden gekoppeld. De toeschouwer wordt hierdoor betrokken bij het vormen van de boodschap die de show uitdraagt, door de referenties zelf (op de juiste manier) tot elkaar en aan de werkelijke wereld te relateren. Op deze manier wordt er net als in de serie ’Beavis and Butt-head’ getoond hoe de media met gebeurtenissen om gaat en hoe wij met de gebeurtenissen uit de media om gaan.
In de tv-serie ’Family Guy’ gaat ditzelfde principe nog een stukje verder. De referenties worden in deze serie gecomprimeerd tot korte stukjes. Deze stukjes zijn visueel in zekere zin anders dan de rest van het programma, zodat ze los van het narratief in de serie kunnen functioneren. Het ‘moment’ staat op zichzelf, en dit is niet zomaar. Op deze manier functioneren de verwijzingen even sterk als in ’The Simpsons’. Daarnaast gaan deze op zichzelf staande fragmenten ook functioneren op andere media, waarbij de verwijzing en de grap alsnog begrepen kunnen worden.
Een voorbeeld van een ander medium is het online videoplatform Youtube. Hier kan men al deze losse fragmenten bekijken en begrijpen zonder dat er een overkoepelend narratief nodig is. Het gaat zelfs zo ver dat deze losse fragmenten op Youtube vaker worden bekeken dan de daadwerkelijke afleveringen op tv.
Natuurlijk zijn deze voorbeelden gebaseerd op een vorm van entertainment. Men zou daarom met het argument kunnen komen dat het vervormen van het narratief, net als non-lineariteit, een spel met het medium of een creatieve handeling is. Het blijft echter niet bij entertainment. Ook in vormen die serieuzer of als belangrijker worden ervaren, zijn effecten van het verval van het narratief eveneens duidelijk zicht- en merkbaar.
Het nieuws is hier een goed voorbeeld van. Waar de journalistiek vroeger nog een narratief creëerde, lijkt sinds de jaren ’80, met de komst van de 24-uurs nieuwszenders op tv, deze functie voor een deel verdwenen te zijn. Waar de journalistiek voorheen tijd had om te relativeren en een helder verhaal op basis van context en betekenis te formuleren, gaat het er bij de 24-uurszenders juist om om zo snel en direct mogelijk het nieuwste nieuws te tonen. Dit resulteert in vormen van live, ongecensureerde en vaak ondoordachte beelden. Zolang het maar het meest actuele nieuws is, is het goed. Deze manier van beelden tonen heeft een enorme impact op de meningsvorming van het publiek.
Een wereld georganiseerd door verhalen staat op spanning als een van deze verhalen door het nieuws anders verteld, of beter gezegd verbeeld, wordt. Door gebeurtenissen letterlijk weer te geven spreken ze regelmatig de door narratief gevormde idealen tegen. Het verhaal dat werd voorgehouden, wordt door live beelden tegengesproken, of er wordt een compleet ander verhaal weergegeven. Er ontstaat een verwarring over de werkelijkheid. De directheid van tonen, zorgt ervoor dat het publiek direct een mening kan vormen. Dit zorgt er vervolgens voor dat de politiek sneller moet reageren op deze meningen, en dus ook op de situatie of gebeurtenis. Dit is natuurlijk goed, we leven immers in een democratie. Maar op een dergelijke manier maakt het de politiek niet per se beter.
Zo geeft Rushkoff aan dat de politiek steeds minder bezig lijkt te zijn met een groter plan of doel, het reageert slechts nog op de veranderende omstandigheden en problemen op het oppervlak. Zo lijken grotere problemen waar we mee zitten steeds op basis van tijdelijke oplossingen behandeld te worden. Door deze tijdelijkheid wordt het probleem vaak alleen maar groter. Zo zien we deze problemen terug in (digitale) technologische oplossingen, werkgelegenheid of de zorg. Daarom zorgt deze vorm van het brengen van nieuws voor directe inzichten, maar lijkt het deze ook deels te verlammen doordat we niet meer verder kunnen kijken.
De komst van steeds meer vormen van nieuws dragende media heeft ervoor gezorgd dat deze manier van nieuws tonen makkelijker is. Tekstberichten die voorheen een statische vorm hadden in de krant en op het moment dat de krant gedrukt werd niet meer aangepast konden worden, kan men op tv iedere uitzending aanpassen, en op het internet kan dit zelfs nog sneller. Waar het nieuws voorheen slechts op één moment van de dag getoond werd, kan men nu op ieder moment van de dag een bericht verspreiden via het constant doorgaande televisie nieuws, de nieuwssites, via social media zoals Facebook en Twitter, op tv, radio, op onze computer en we dragen het zelfs constant met ons mee op onze telefoon. Het 24-uurs nieuws is voortaan overal en altijd om ons heen aanwezig.
Daarbij hebben de meeste nieuwssites een mogelijkheid om reacties te plaatsen. De toeschouwer kan meteen reageren op wat hem zojuist getoond is. Er wordt nog nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de gegeven informatie van de journalist, de mening van de expert of de mening van de toeschouwers. Platforms zoals Facebook, Twitter of Snapchat maken al deze momenten nog korter. We lijken in plaats van inzichten te krijgen, afgeleid te worden door het nu. De media lijken op deze manier vaker een afstand te creëren dan dat ze ons meenemen in het nu. Er ontstaat naast het verval van het narratief ook een verval van de context: Context Collapse.
...
Context Collapse
Het referentiekader dat we door middel van communicatie vormen is gebaseerd op gesproken woord met lichaamstaal of een geschreven tekst met een duidelijke structuur zoals in een boek. Deze vormen van communicatie leggen de accenten op de juiste plek zodat we op een relatief makkelijke manier de intentie van de zender kunnen achterhalen en ons goed kunnen verhouden tot de informatie. Bij het fenomeen Context Collapse wordt dit interpretatiekader vervaagd of valt het weg.
Dankzij het elektronisch tijdperk waarin de tv en radio zijn ontwikkeld, en het digitale tijdperk waarin we internet hebben leren kennen, hebben we met allerlei nieuwe communicatievormen kennis kunnen maken. Het bereik van deze nieuwe vormen is ineens veel groter en sneller geworden. De kleine controle die de schrijver over de betekenis, de interpretatie, de boodschap of essentie van de tekst die hij in boekvorm had, lijkt nu de informatieverschaffing zo snel, vaak, relatief kort en op allerlei verschillende media plaatsvindt, nagenoeg verdwenen te zijn.
Dit fenomeen is dus niet nieuw, maar duidelijker aanwezig, omdat het breder, dieper en ondoordringbaar is geworden door de nieuwe media. Een berichtgeving wordt steeds korter, bereik en snelheid worden belangrijker en door de abstracties die dit veroorzaakt verdwijnt de zender steeds meer. Het is steeds lastiger een bericht in de juiste context te plaatsen.
Zo kan ik een Youtube video op ieder moment van de dag bekijken, onder iedere omstandigheid. Vaak wordt er geen context gegeven of deze is onduidelijk, omdat ik de zender en/of zijn context niet ken, interpreteer ik het fragment en bepaal ik de context zelf. Dit soort vormen van communicatie rechtstreeks naar mij bedoelt en zijn daarom indirect. Omdat ik, naast ieder ander met toegang tot Youtube, de berichten moet interpreteren zijn dit soort videoberichten niet meer dan een eenzijdige context of locatie gebonden. Ze zijn eindeloos herinterpreteerbaar en daarmee diffuus. Zelfs dingen als nieuws artikelen worden online constant aangepast om te voldoen aan de huidige situatie met het idee zo accuraat mogelijk te zijn. Dit maakt het voor de lezer juist moeilijker om grip te krijgen op de werkelijke situatie die zich afspeelt.
Het journalistieke platform ‘De Correspondent’ lijkt een reactie op deze manier van tonen van het nieuws. ‘De Correspondent’ gaat voorbij aan de waan van de dag, door vooral achtergrond journalistiek te bedrijven. Waar de context is verdwenen, en het gemis aan narratief gezien kan worden in de constante stroom nieuws, probeert‘De Correspondent’helderheid te tonen.
Door achtergrondinformatie uit te lichten in plaats van slechts een gebeurtenis, probeert ‘De Correspondent’ opnieuw een context te vormen binnen de stofwolk van het nieuwste nieuws. Ze gaan om met het nu, en de problemen die zich vormen, en ze geven geen nieuw narratief of doelen. Ze geven de mogelijkheden waarin we problemen kunnen plaatsen in de context, hoe we het kunnen begrijpen en hoe we daarop kunnen handelen. Zij hanteren duidelijk het ‘nu’ moment.
...
De Corrsepondent
‘De Correspondent’ is een Nederlands journalistiek platform opgericht door Rob Wijnberg, de ex-hoofdredacteur van de Nederlandse krant nrc.next. Als hoofdredacteur van nrc.next gaf hij al een eerste aanzet om onderwerpen van een grotere afstand te benaderen en middels de column ‘Feitenchecker’, waarin nieuws wordt gecontroleerd op betrouwbaarheid en de gebruikte bronnen, komt dit goed naar voren. Hierdoor wordt het mogelijk om nieuws in een breder perspectief te bekijken. In 2013 heeft hij dit idee middels het platform ‘De Correspondent’ verder gezet. Hij ziet deze verandering binnen de journalistiek als volgt:
“De grootste ongemerkte verslaving van onze tijd: nieuws. Wie de wereld uitsluitend bekijkt via het nieuws weet aan het einde van de dag precies hoe de wereld niet werkt. Nieuws gaat altijd over wat er vandaag gebeurt, nooit over wat er elke dag gebeurt.
‘De Correspondent’ is een platform dat het nieuws anders wil brengen, niet om aandacht te trekken, maar om inzicht te bieden. Een dagelijks medicijn tegen de waan van de dag.”
- Rob Wijnberg
‘De Correspondent’ is echter geen tegenbeweging van het nieuws. De correspondenten zien het platform slechts als parallel aan andere media. Bij ‘De Correspondent’ staat de onafhankelijke journalistiek centraal, omdat het platform werkt zonder grote financiers of reclame. Het platform werkt dus zonder geleend geld en daarmee zonder de doeleindes van de investeerders. De correspondenten hoeven zich dus ook niet te verhouden tot een groter narratief, maar kunnen schrijven over de onderwerpen die zij belangrijk vinden.De onafhankelijkheid van de journalist staat centraal. Dit is belangrijk omdat de journalist een belangrijke rol heeft in de samenleving, omdat de samenleving hem vertrouwd op het leveren van goede en betrouwbare informatie.
“Vroeger was je als krant al bijzonder als je überhaupt informatie had, want niemand had informatie. Nu heeft iedereen informatie, dus het gaat veel meer om een weg uit te zetten in het woud … van de actualiteit.”
– Joris Luyendijk
De journalist geeft duiding aan de gebeurtenissen in de maatschappij en visualiseert de fundering van het nieuws uit de gehele wereld. Of dit nu grote of kleine, langdurige of korte onderwerpen of problemen zijn. De journalist geeft je een besef van het nu.
Deze vormen van tijdelijkheid en kortstondigheid zijn niet alleen terug te refereren naar het nieuws. In zijn boek ‘To Save Everything, Click Here’ reageert Evgeny Morozov op allerlei van dit soort snelle oplossingsgerichte manieren van denken. In plaats van problemen op te lossen worden ze verschoven, verwrongen of verborgen, waardoor de problemen alleen maar groter lijken te worden. De omgang met het ’nu’ lijkt dus ook een verantwoordelijkheid met zich mee te brengen. Zijn concept ‘Against Solutionism’ geeft weer hoe we anders om zouden moeten gaan met de problemen die we op dit moment ervaren.
We proberen het probleem misdaad op te lossen door intelligente(re) beveiligingscamera’s te plaatsen, een relatief nieuwe technologie. Door het toepassen van deze technologie voorkomt men misschien een inbraak, maar het probleem misdaad, of wat misdaad veroorzaakt, blijft nog steeds aanwezig of raakt zelfs buiten beeld.
Een ander voorbeeld, die het belang van de ontwerper weergeeft, is het probleem dat we niet energiezuinig genoeg zijn. We verwachten van onszelf en elkaar dat we zuiniger met onze energiebronnen omgaan en de overheid stimuleert dit door middel van subsidies en regelingen. Maar zolang de ontwerpen van onze dagelijkse elektrische apparatuur niet weergeven hoeveel energie we verbruiken, hoe kunnen we dan echt bewust met energie omgaan?
Veel problemen, vraagstukken en oplossingen lijken door onder andere aannames gestuurd te worden, als blinde vlekken waar we geen zicht op krijgen. Is onze kijk op de problemen verkeerd of stellen we niet de juiste vraag? Zijn we bezig met het ’nu’ en de problemen die we in het ‘nu’ ervaren, of leunen we te veel op een verleden of toekomst?
Een opsomming van mogelijkheden
Het besef van het ‘nu’ lijkt ook de ontwerper onder druk te hebben gezet. Heeft de ontwerper nog zicht op wat hij doet in het ‘nu’? Is het nodig om onafhankelijk te werken, zonder opdrachtgever om je los te maken van het narratief? Het lijkt een steeds belangrijkere vraag of de ontwerper zich wel in het ‘nu’ bevindt.
In de Tegenlicht-aflevering ‘Het einde van de manager’ wordt de rol van de manager bevraagd met betrekking tot het heden. In het begin van de vorige eeuw, waar de industrie grote stappen maakte, was de manager noodzakelijk om alles effectief te laten verlopen. Tegenwoordig is iedereen opgeleid en kan daardoor zijn taken beter uitvoeren en beslissingen beter nemen dan de leidinggevende. Door het personeel meer verantwoordelijkheid te geven, neemt het ook meer verantwoordelijkheid. Het blijkt dat bedrijven makkelijk kunnen blijven bestaan zonder de rol die de manager voorheen heeft vervuld. Zo zijn de eerste bedrijven, zoals een aannemer en een onderdeel van de Belgische overheid, al manager-loos. Het is misschien nog moeilijk voor te stellen, maar bedrijven lijken zich radicaal te reorganiseren. Niet alleen de bedrijven, maar de gehele samenleving lijkt te veranderen.
Kunnen we dit soort vragen over relevantie ook tot de ontwerper richten? Daniel van der Velden stelde in ‘Research & Destroy’ uit 2006 de rol van de ontwerper al sterk aan de kaak. Een pleidooi voor de onderzoekende ontwerper was zijn antwoord op de veranderde en vooral onduidelijke rol waarin de ontwerper verkeert. Daniel van der Velden stelt dat de situatie van de ontwerper (destijds) slechts bestond uit het ‘designen’ van al bestaande voorwerpen. “Wie herinnert zich nog het eerste boek, de eerste tafel, het eerste huis, het eerste vliegtuig?” Voorwerpen die allemaal na een fase van prototypes naar een ontwikkeld product zijn gevormd, die vaak slechts esthetisch worden her- of vervormd door de ontwerper. Technologische toevoegingen maken het hedendaags, maar het onderzoek en de gedachten waarop dit soort keuzes worden gebaseerd lijken te ontbreken. “Als uitvinders de problemen van het voorbeeld hebben opgelost, is design een toegevoegde waarde?” Ontwerpers lijken zich eerder te storten op behoefte dan op noodzakelijkheid.
Daniel van der Velden sluit zijn pleidooi af met de stelling dat de ontwerper ‘de noodzaak’ en ‘de opdracht’ als een en het zelfde kan loslaten. De vrijheid die dit geeft zou de ontwerper niet moeten gebruiken om de ander te gaan bekijken, maar zichzelf. De ontwerper moet zichzelf opnieuw ontwerpen. Hieruit kunnen we opmaken dat de ontwerper zich al enige tijd bewust is van het verval van het narratief, maar wat heeft de ontwerper dan aan zichzelf veranderd? Als ik terug kijk op mijn studie dan kan ik ook niet zeggen dat ik me bezig heb gehouden met zoiets als ‘traditioneel ontwerp’. Ook was ik me bewust van de ontwerpers die mij voor zijn gegaan, ik heb altijd (samen met mijn medestudenten) geprobeerd de aannames uit de grafisch ontwerpgeschiedenis te ondermijnen.
De grafisch ontwerper heeft zich de laatste jaren gepresenteerd als kunstenaar, redacteur, auteur, initiator, architect, curator, en wat niet eigenlijk? Een fenomeen wat door velen is herkend en bevraagd. Ruben Verkuylen heeft dit een interessante naam gegeven: de oceanische identiteit van de ontwerper. In zijn tekst ‘Da Vinci en Frankensteins monster wandelen een bar binnen’ vraagt hij zich af of deze vorm van identiteit verdieping geeft of juist een diffuus beeld geeft van wat de ontwerper is en zou moeten doen.
De ‘Design Displacement Group’, een internationaal collectief van multi-disciplinaire ontwerpers, probeert te zoeken naar een duiding binnen de zoektocht naar de nieuwe ontwerper. Door, zoals ze in hun eerste manifest beargumenteren, jezelf twintig jaar in de toekomst te plaatsen, zou je zicht kunnen krijgen op wat je nu aan het doen bent, waar je je vervolgens kritisch tegenover op kan stellen. Het collectief probeert, net als in het pleidooi van Daniel van der Velden, openingen te creëren. Door te fantaseren en speculeren over de vooruitgang van ontwerp probeert de groep grip op de mogelijkheden in de toekomst te krijgen. Of moet ik dit zien als het verkrijgen van grip op het ‘nu’, door het diffuse ontwerpersschap weer specificaties en definities te geven.
Er zijn natuurlijk ook verschillende ontwerpers die zich niet alleen inhoudelijk hebben gefocust op de veranderingen in het vakgebied maar pogingen doen om de mogelijkheden die het ‘nu’ geeft in visualisaties te bestuderen. Wat vraagt het ‘nu’ voor ontwerp of ontwerpgereedschappen? Ontwerpers zoals ‘Conditional Design’ zijn in vorm bezig met het ‘nu’. Voor deze ontwerpers geldt de regel: ‘process is the product’. Bij het maken van werk zijn ze bewust bezig met het proces in plaats van het eindproduct. Ze vormen een aantal regels die het ontwerp visueel vormen. Deze regels moeten zich aan de condities van het proces aanpassen.
“We want our work to reflect the here and now.”
– conditional design manifesto
In nagenoeg dezelfde formatie past Studio Moniker dit soort experimenten op een concretere manier toe. Zo laten ze in de installatie ‘Your Line Or Mine’ de bezoeker van de installatie een tekening maken aan de hand van een simpele instructie. Alle door de toeschouwers gemaakte tekeningen vormen samen een animatiefilm, en zolang er toeschouwers zullen deelnemen zal de film blijven veranderen. Het gaat dus duidelijk niet om het letterlijke eindproduct, hier heeft de ontwerper nauwelijks grip op maar het gaat om het proces, het proces is het product.
Het project ‘Posterwall’ door Lust, in de expositie ‘100 Years Of Graphic Design In The Netherlands’, geeft ook een zeker proces rondom het ‘nu’ weer. De digitale muur presenteert iedere vijf minuten een nieuwe gegenereerde poster. De posters worden willekeurig gegenereerd aan de hand van verschillende informatiebronnen, verkregen via het internet. Er ontstaat zo een constant veranderende collage aan digitale posters op de digitale muur. Het is misschien ook niet gek dat we zo gewend zijn geraakt aan de term ‘contemporary art’. Tijdelijkheid lijkt overal in terug te komen.
In het werk ‘The Fear of Missing Out’ van de (new media) kunstenaar Jonas Lund wordt een soortgelijke kritische kijk op de kunstenaar gericht, of beter gezegd: de kunstwereld waarin hij/zij moet functioneren. Lund ontwikkelde een algoritme wat het onbegrijpelijke systeem waarin de kunstwereld functioneert analyseert. Door onderzoek te doen naar de kunstwereld, de kunstmarkt en de realisatie van kunst door de lens van algoritmes en big-data probeert Lund grip te krijgen op het fenomeen, waardoor het mogelijk wordt om het systeem te bevragen. Het werk ‘The Fear of Missing Out’ toont een selectie werken die zijn voortgekomen uit zijn algoritmes. Door kunstwerken te bestuderen kon het algoritme de eerstvolgende stap van het kunstwerk voorspellen. Het algoritme voorspelde een serie titels met een beschrijving van materiaal en afmeting waaraan de kunstwerken moesten voldoen. Jonas Lund moest de werken in plaats van te bedenken alleen nog maken. Middels het programma is Lund theoretisch gezien de kunstwereld altijd een stapje voor, en hij maakt daarmee iedereen bewust van waar kunst nu staat.
We kunnen dus concluderen dat de ontwerper al enige tijd bezig is met zichzelf te herontwerpen. Zowel de positie die hij zelf inneemt als de vorm die deze positie aan zijn ontwerpen geeft, veranderen. Maar nu er zo duidelijk andere dingen in de samenleving veranderen zoals economie, zorg, onderwijs etcetera, is het niet noodzakelijk dat de ontwerper, die vanuit de geschiedenis al kritisch is, zijn kritische houding, zijn nieuwe kijk, aanpak en gereedschappen toe te passen op de veranderingen in de samenleving. Hij herdefinieert niet alleen zichzelf, maar geeft ook vorm aan de herdefinities in de maatschappij.
Een goed voorbeeld van zo’n houding is het project ‘New World Summit’, ook al benadert Jonas Staal (oprichter van ‘New World Summit’) dit vanuit een kunstenaarsperspectief. Ontevreden met de gang van project naar project engageert Jonas Staal zich meer en meer met organisaties die mensen uit diverse hoeken van de wereld bijeenbrengen in een streven naar een rechtvaardige wereld met gelijke rechten voor alle mensen. ‘New World Summit’ is een organisatie die mensen samenbrengt uit verschillende disciplines, situaties en landen om zo ruimte te zoeken voor en het creëren van andere politieke modellen voor een betere wereld.
–Jonas staal, Metropolis M
“Let us present ourselves to the present”
– Judith Balso
Zijn project ‘New World Summit’ gaat niet meer om het afronden van een werk, maar de voortgang van de discussies en revolutionaire ideeën. Hij geeft aan dat dit in de praktijk een soort kritiek is op het model van ‘het project’ en hij zich meer is gaan engageren met het model van ‘de organisatie’.
“…de New World Summit gaat evenwel om het definiëren van de rol en praktijk van kunst in het hart van politieke strijd, maar ook om het scheppen van nieuwe allianties, een nieuwe infrastructuur van progressieve politieke organisaties, de deze verbeelding tot werkelijkheid kan maken.”
– Jonas Staal, Metropolis M
Conclusie
In dit onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat het narratief dat voorheen de samenleving voor een groot deel vorm gaf aan het vervallen is. In verschillende media, zoals series, films, nieuwsprogramma’s, social netwerkapplicaties, etcetera, komt zowel visueel als inhoudelijk naar voren dat het verval van het narratief ons een kijk heeft gegeven op het ’nu’, in plaats van dat het ons een kijk gefocust op een (fictieve) toekomst geeft. Dit heeft geleid tot een andere manier van handelen, waar sommige personen op zowel theoretisch als praktisch niveau mee bezig zijn. Maar de meesten houden, ondanks de veranderende vormen die merkbaar zijn, vast aan conservatieve systemen, modellen en ideeën. De val van het narratief is op vele vlakken merkbaar, maar we lijken ons er nog niet altijd bewust toe te kunnen verhouden.
Dit betekent dus niet dat het narratief compleet verdwijnt. Middels het narratief communiceert de mens nu eenmaal. Als het verhaal valt, wordt de logica van de samenleving in twijfel getrokken, maar dat is niet per se iets nieuws. Na de val van het communisme veranderde de Russische samenleving ook, en na de industriële revolutie kreeg men ook een ander idee van werk. Het verschil met voorheen is dat het narratief, en dan met name grote verhalen die worden opgelegd, niet meer centraal staan. Ieder individu heeft de mogelijkheid en is in staat om zowel de grote verhalen, even als wat ik hier schrijf, te bevragen. Op deze manier kan een individu zelf afwegingen en keuzes maken, zonder dat dit individu een richting opgelegd heeft gekregen door het grotere narratief om zich te verantwoorden. In die zin zou je kunnen stellen dat het narratief van een macro naar een micro niveau gaat.
Door in het ‘nu’ te leven zullen we inzien dat alles wat we doen effect heeft op hoe we het verleden ervaren, maar wellicht belangrijker: hoe we de toekomst zullen vormen. Dit betekent voor het verleden dat we in zullen zien dat het verleden niet de statische vorm heeft die we kennen. Ook al staan gebeurtenissen natuurlijk vast in de geschiedenis, we kunnen hier vanuit het heden steeds nieuwe betekenis en dus in zekere zin een nieuwe invulling aan geven. Zowel de toekomst als het verleden heeft dus geen vaste vorm. Beide worden constant gemaakt en aangepast aan de hand van waar we ons bevinden. Dit hoeft niet universeel te zijn, maar kan ook persoonsgebonden zijn.
Ook de ontwerper heeft dit opgemerkt en werkt, zoals Daniel van der Velden pleitte, aan zichzelf. De positie die hij inneemt en de manier waarop hij vorm geeft aan zijn ideeën worden constant bevraagd. Niet alleen door zichzelf, maar ook door andere ontwerpers. Ontwerp, of grafisch ontwerp, is niet langer een eenzijdig vak (mits het buiten algemene definities dit ooit is geweest), maar het kent een veelzijdigheid aan verschillende invullingen en methodes.
Zo kan de ontwerper steeds meer karakters aannemen en zijstappen nemen, zoals bijvoorbeeld het karakter van de kunstenaar. Hierbij bedoel ik niet per se het esthetische karakter, esthetische vormen lopen immers vaak parallel tussen de kunst- en ontwerpwereld. Ik doel hiermee bijvoorbeeld op de autonome positie waarin de kunstenaar reflecteert op de samenleving, en daarmee ook op zichzelf. Ondanks dat dit een voorbeeld is waarin de ontwerper een bevrijdend gevoel ervaart, denk ik juist dat de ontwerper hier scherp moet blijven. Door de gevolgen van het verval van het narratief verdwijnt het gezamenlijke doel en richting. Iedereen zou dus continue bezig moeten zijn met eigen verantwoording nemen en richting te geven aan zijn of haar positie binnen deze samenleving. Hierdoor lijkt de samenleving nagenoeg perfect in staat te zijn om op zichzelf te reflecteren. Waar mijn interesse ligt, en waar ik een grote kans zie voor de (inmiddels autonome) ontwerper, zijn de projecten waar de ontwerper kan reflecteren op de samenleving en daar een vorm aan geeft. Dat is iets wat niet iedereen kan. Hierbij geeft de ontwerper niet slechts een visuele vorm aan de reflectie, maar neemt de ontwerper een actieve rol aan in het ontwerpen van nieuwe mogelijkheden, zienswijzen of systemen. Het project ’New World Summit’ van Jonas Staal is een goed voorbeeld van een dergelijke visie.
Je moet zelf nagaan wat je gaat veranderen, zelf een positie en een houding aannemen. Daar zijn geen definities voor en simpelweg erkennen en zeggen dat er dingen moeten veranderen, daar heb je zelf en de ander niets aan. De ontwerper geeft vorm, dus in tijden waar er om nieuwe vormen gevraagd wordt, laat de ontwerper opstaan.