EEN NIEUW VERHAAL


Het gebruik van bestaande elementen in grafisch ontwerp


-


John van der Meule

Tijdens de zoektocht naar een onderwerp voor mijn afstudeerscriptie heb ik er voor gekozen om mijn eigen werk te reflecteren. Wat ik de afgelopen vier jaar heb gemaakt op de academie. Ik heb gekeken naar de meest interessante onderwerpen en deze gereflecteerd. Hierbij heb ik gekeken naar het proces en de uitkomst van zo’n project. Daarnaast heb ik gekeken waar ik mij eventueel nog meer in wil gaan verdiepen om vervolgens mijn mening hier over te kunnen geven.

Uiteindelijk kwam ik verschillende projecten tegen waarbij ik een bepaalde boodschap wilde overbrengen, hierbij heb ik bestaande elementen gebruikt. Ik heb afbeeldingen uit tijdschriften gebruikt, om ze vervolgens te vergroten en in een fanzine te verwerken. Deze collage fanzine heb ik gemaakt om mijn visuele gedachtegang te ontwikkelen. Omdat ik persoonlijk geïnteresseerd ben in de collagetechniek ben ik me gaan verdiepen in deze methodiek Het idee dat je van bestaand materiaal iets kan hergebruiken fascineert mij. Door middel van een simpele handeling, bijvoorbeeld door twee (onbekende) afbeeldingen naast elkaar te plaatsen, krijg je een hele nieuwe context. Er kan een sfeer worden gecreëerd zonder dat dit letterlijk wordt weergegeven. De kijker moet hierdoor beter gaan kijken naar het werk om het vervolgens zelf met andere dingen te associëren. Maar wat gebeurd er wanneer er bekende iconen of beeldmerken worden gebruikt?

Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik vaak gebruik maak van bestaande elementen in mijn werk. Wat is precies de rol van deze werkwijze binnen mijn werk? Net zoals ik gebruiken vele andere studenten ook bestaande elementen om vervolgens te verwerken in hun werk. Kopiëren zit in ons systeem gebakken. Via het internet hebben we alles binnen handbereik en maken daar ook gebruik van. Het is tijd om te laten zien waar het vandaan komt, hoe het is toegepast en waar het naartoe gaat in de toekomst. Als rode draad in mijn scriptie zal ik mijn eigen werk zo hier en daar tegenover een ander bestaand werk zetten. Hierdoor kan ik mijn manier van werken vergelijken met anderen en nieuwe conclusies trekken. Voor mijn scriptie zal ik de volgende onderzoeksvraag behandelen:

Wat is, anno 2016, de meerwaarde van het gebruik van bestaand beeld in grafisch ontwerp?

Ik wil ook alvast de mensen bedanken die mij geholpen en hebben gesteund gedurende het traject van mijn scriptie. Dat zijn Marjan Brandsma en Dirk Vis voor de begeleiding. Diverse klasgenoten waarmee ik kon praten over mijn onderwerp. En Marije van der A en Bram van der Maarl, die mijn scriptie hebben gelezen ter controle.

‘Sea of Data’ (2015) stills door John van der Meule & Charlotte Gramberg

Wanneer ik terug kijk in de kunstgeschiedenis, valt mij op dat er al eeuwen lang gebruik wordt gemaakt wordt van bestaande elementen. Schilderijen worden één-op-één nageschilderd en bestaande objecten worden opnieuw gepresenteerd als kunst. Nieuw werk kan ontstaat door bepaalde, bekende of onbekende, afbeeldingen samen te voegen. Al dit soort handelingen zou je kunnen onderverdelen in de volgende termen:

Een kopie is iets dat precies zo gemaakt is als iets dat al bestaat.
Een duplicaat is een identiek tweede exemplaar van iets.
Kopiëren is het maken van een duplicaat van het origineel.

Een imitatie is iets dat zo gemaakt is dat het op iets anders lijkt.
Bij nabootsing spreken we van imitatie, iets nadoen.
Een reproductie kan gezien worden als een getrouw mogelijke nabootsing van een kunstwerk.
Pastiche is een parodie waarbij alleen wordt gekeken naar vorm die zo dicht tegen het origineel aan licht, dat de kijker in verwarring raakt. Parodie is een spottende nabootsing.

Hommage is een eerbetoon om waardering aan iemand te geven.

Citeren is een uitspraak van een persoon letterlijk overnemen.

Toe-eigenen is iets in bezit nemen terwijl dat niet van jou is.
Plagiaat is het werk van iemand anders als eigen werk publiceren.
Rip-off is iets dat gebaseerd is of geïmiteerd is op iets anders.

Remix/ Mash-up is de activiteit van het nemen van fragmenten uit bestaand materiaal en deze vervolgens te combineren tot een nieuwe vorm. Deze vorm is gebaseerd op persoonlijke smaak of inzicht.

De intentie van het gebruik van bestaande elementen is belangrijk, hiermee probeert een kunstenaar of grafisch ontwerper iets te vertellen. Waarom doen ze dat? Het kan een visueel/esthetisch doeleinde hebben, een bepaald thema of groep bekritiseren of het kan stof doen opwaaien. Op het eerste ogenblik kan je niet altijd aan een kunstwerk zien wat voor term hierbij hoort. Omdat niet altijd de kennis beschikbaar is over wat voor soort elementen er zijn gebruikt en waar deze afkomstig van zijn. Iedereen zal per afbeelding een andere associatie maken.


‘HART’ (2014/2015) stills door John van der Meule & Charlotte Gramberg

Een kunstwerk, of het nou een poster of een schilderij is, wordt altijd door een mens geproduceerd. Als je naar het menselijk gedrag kijkt zie je dat we in het dagelijkse leven ook vaak andere mensen onbewust nadoen, we imiteren ze. Het imiteren wordt in de sociale psychologie ook wel minicry1 genoemd. Mensen imiteren elkaar door bepaalde zenuwcellen, genaamd spiegelneuronen. Dit is dezelfde term die wordt gebruikt in de biologie bij bijvoorbeeld dieren. Dieren die in kleur of vorm de omgeving nabootsen om minder op te vallen zodat zij niet gezien worden door hun vijanden. Het is een reactie op een bepaalde prikkel. Deze spiegelneuronen zorgen ervoor dat we de bewegingen die we zien in ons hoofd nadoen. De manier waarop we iets of iemand nadoen kan onbewust gaan. Wanneer je bijvoorbeeld gaapt, zal een andere persoon in de buurt met je mee gapen. In een gesprek neem je elkaars accent over, elkaars stopwoordjes, elkaars spreektempo en gezichtsuitdrukkingen. Het geeft een gevoel van saamhorigheid en je lijkt elkaar beter te begrijpen.

"Imitatie is iets motorisch, maar je kunt bijvoorbeeld ook een gevoel van gelijkheid ervaren als je een mening met iemand deelt. Of als je tot dezelfde groep behoort." — Rick van Baaren, sociaal psycholoog

Het imiteren van mensen is compleet normaal en word zelfs als natuurlijk gezien. Je hebt vast wel eens zo’n situatie meegemaakt waarbij je in een nieuw restaurant zit en iets overheerlijks ruikt. Je kijkt om je heen en uiteindelijk zie je het gerecht wat iemand in de buurt aan het eten is waaraan je die geur kunt koppelen. Ondertussen zit je te watertanden en ben je nieuwsgierig naar de smaak van dat gerecht. Dus je vraagt aan de serveerster wat voor een gerecht dat is en bestelt precies hetzelfde. Bewust imiteer je het gedrag van de persoon die dat gerecht zat te eten.

Skywatching (2015) stills door John van der Meule

Al zolang we ons kunnen herinneren worden er in de traditie van de kunst dingen nagebootst. Er wordt vaak verwezen naar kunst uit eerdere periodes. Zoals de beeldhouwwerken van de oude Grieken die werden gekopieerd door de Romeinen. Omdat zij een grote waardering en fascinatie hadden voor deze beelden, lieten ze deze naar Rome verplaatsen. Veel hiervan zijn uiteindelijk tijdens het verschepen verloren gegaan. Omdat mensen het zich niet altijd konden veroorloven om een origineel beeld te kopen, werd er een kopie van gemaakt. Doordat er zoveel originele Griekse beelden zijn vergaan is de kennis over deze beelden vooral gebaseerd op de Romeinse kopieën en imitaties.2

In de Griekse filosofie komt de term mimesis veel voor, dit betekent imitatie en werd ook wel de mimesis-theorie genoemd. Volgens deze theorie is een kunstwerk al een imitatie van de werkelijkheid. De filosoof die deze term heeft bedacht en gebruikte was Plato. Hij vond dat kunst niet al te veel gewaardeerd moest worden. Volgens Plato is er een ‘ideeënwereld’ waar allerlei ideaalbeelden zijn van alles wat op aarde te vinden is.3 Zo bestaan er duizenden soorten kasten, met verschillende formaten, kleuren, materiaal ect. Maar in de ideeënwereld bestaat er maar één kast. De perfecte kast wordt ook wel de idee-kast genoemd. Hierdoor zijn alle kasten op de aarde minderwaardig ten opzichte van de idee-kast, omdat ze slechts een kopie zijn van de idee-kast. Wanneer een kast wordt opgenomen in bijvoorbeeld een schilderij wordt dit gezien als een kopie van een kopie.

Plato kende alleen kunst waarbij iets naar waarneming werd nageschilderd of beeldhouwen naar voorbeelden. Hij kende geen enkele kunststroming waar er na het waargenomen beeld nog een extra laag werd toegevoegd. Bijvoorbeeld in het kubisme waar er volgens een bepaalde stijl iets werd nageschilderd. Kunst is hierdoor geen directe kopie. Het idee van Plato is dat kunst een imitatie is. Dit is enigszins waar want niks kan worden gemaakt zonder beïnvloed te worden door voorgangers, andere ontwerpers, boeken, films, documentaires, tentoonstellingen, lezingen ect.

Op de theorie van Plato volgde een nieuwe bekritiseerde versie die werd ontwikkeld door de Griekse filosoof Aristoteles, deze versie komt het meest overeen met de theorie zoals we hem nu kennen. Hij beweert dat de kunst een imitatie is van de wereld zoals wij hem nu zien.4 Het gaat niet om de exacte kopie van de werkelijkheid, waarbij Plato refereert naar de ideeënwereld. De mens heeft behoefte aan een representatie van de werkelijkheid om deze beter te kunnen begrijpen of anders te kunnen interpreteren. Om vervolgens hier een eigen visie op te krijgen.

3.1. Imitatie in de schilderkunst

Alles wat de mens vroeger maakte is eigenlijk na te maken. Bijvoorbeeld door leerlingen die schilderijen van hun leermeesters moesten namaken. Om zo de techniek onder de knie te krijgen en tot in de puntjes te verfijnen.5 Zodat zij later zelf een leermeester konden worden om hun vaardigheden weer door te kunnen geven. Medewerkers die onder de naam van hun leermeester werkte konden het werk doen voor de leermeester zodat hij zich kon richten op belangrijkere stukken. Of zodat de meester zijn werk toegankelijker kon maken binnen het eigen land, waardoor er naamsbekendheid kwam.

In 1450 schonk Kanunnik Fursy de Bruille een iconisch schilderij, ‘The Cambrai Madonna’ (afb. 1.1), aan de kathedraal van Cambrai. Dit was het portret van de maagd Maria, waarvan hij zeker wist dat het door de evangelist Lucas geschilderd was. Er werden helende werkingen gekoppeld aan dit schilderij waardoor zieken en gelovigen van verre dit kwamen bezoeken voor genezing. Andere versies van de maagd Maria zouden dezelfde helende krachten bezitten, daarom zijn er een aantal kunstenaars gevraagd om een kopie te maken (afb. 1.2). De kopieën werden uiteindelijk niet gezien als het origineel maar hadden wel een gelijkenis in aura. Uiteindelijk is het schilderij met de maagd Maria erop, meerdere malen gekopieerd en aangepast wat leidde tot een nieuw soort composities (afb. 1.3 + 1.4).

Hoe er toen de tijd over het begrip kopie of het kopiëren van een schilderij werd gepraat, is niet meer te vergelijken met hoe we dat nu doen. Nu refereren we al gauw naar een digitale handeling waarbij er een echte duplicaat van iets word gemaakt. Een kopie van vroeger zou tegenwoordig een reproductie, nabootsing of een imitatie worden genoemd.

3.2. Het ontstaan van de collage

Nadat men veel praktische imitaties ging gebruiken werd er ook een slag geslagen in het creatieve proces van imitatie. Hierbij werd gebruik gemaakt van bestaande elementen. De collage (afgeleid van het Franse werkwoord ‘coller’, dat lijmen of kleven betekend.6) is voortgekomen uit de kubistische schilderkunst. Het kubisme is opgedeeld in drie verschillende fases: het Kubisme (beginfase), de analytische fase en de synthetische fase. In de eerste fase waren schilders zoals George Braque en Pablo Picasso bezig met het weergeven van de werkelijkheid door middel van geometrische vormen. Hierbij werden verschillende kanten van één en hetzelfde ding getoond. In de analytische fase lag de nadruk meer op het analyseren van de vorm en de opbouw van het object. Waarbij het leek alsof het object vanuit verschillende hoeken werd afgebeeld. Het werk werd hierdoor abstract waardoor het bijna alleen maar te lezen was door de kunstenaar zelf. De kunstenaars probeerde een verwijzing te maken naar de werkelijkheid door middel van sjabloon letters op het schilderij te tamponneren. Vanuit deze tweede fase begon Braque meer materiaal te gebruiken dan alleen de sjabloon letters. Stukjes papier, zand, glas en geweven stof werden toegevoegd aan de ruimtes van de landschappen, zodat er gerefereerd kon worden aan de werkelijkheid. Door het schuiven van het materiaal brengt dit een bepaalde vrijheid met zich mee wat de compositie dynamisch maakt. Bij deze techniek kon er worden gerefereerd naar een bepaald object zonder dit in beeld te brengen.

Één van de eerste werken van Braque die de collagetechniek onderstreepte was ‘Fruit Dish and Glass’ uit 1912 (afb. 2). Voordat hij begon met dit werk kwam hij een stuk behangpapier tegen waar op een eiken lambrisering stond afgebeeld. Deze heeft hij als startpunt genomen en als repen op het witte papier geplakt. Daarna tekende hij met houtskool de fruitschaal wat alles aan elkaar zou verbinden. Dit was ongetwijfeld een revolutionair werk waarbij voor het eerst een suggestie werd gewekt met een ‘vals’ stuk naar een echte. De imitatie van de eiken lambrisering op het behangpapier werd gebruikt om de ervaring van een echt stuk hout op te wekken.7

Ook Picasso is begonnen met het verwerken van papieren collages in zijn schilderijen.8 Een goed voorbeeld hiervan is het werk ‘Still Life With Chair Chaning’ uit 1912 (afb. 3) waarbij er gebruik gemaakt is van kranten, touw en een tafelzeil. Deze is bedrukt met een patroon afkomstig van een stoel. Op deze manier probeert hij een bepaalde situatie te schetsen die niet letterlijk wordt weergegeven maar door middel van het materiaal een sfeer met zich meebrengt.

Op een gegeven moment ging het zo ver dat het werk eerder werd aangezien als een assemblage.9 Doordat er zoveel lagen materiaal op zaten werd het niet meer als schilderij gezien. Terwijl Picasso zocht naar een onverwachts contrasteffect wat betreft inhoud en vorm, liet Braque meer de connecties zien tussen de materialen die hij gebruikte.10 Wat zij toen nog niet wisten was dat deze manier van werken een hele belangrijke manier werd binnen diverse kunststromingen die tot op de dag van vandaag wordt gebruikt

"Collage is the twentieth century's greatest innovation." — Robert Motherwell
3.3. Collage als verzet tegen de maatschappij

In het Kubisme bestond een klein onderdeel van een schilderij uit bestaande elementen, zo werd er bij het Dadaïsme juist alleen maar gebruik gemaakt van bestaande elementen. Deze methode noemde de dadaïsten fotomontage. Dit werd gedaan als reactie op de Eerste Wereld oorlog. Deze fotomontages bracht de Dadaïsten de mogelijkheid om kritiek te leveren op de politieke gebeurtenissen. Om deze beelden te creëren gebruikten zij bekende beelden uit de media, die ze daarna opnieuw samenstelde waardoor ze de betekenis radicaal konden veranderen. De fotomontages werden gemaakt van: affiches, flyers, kaarten, brieven en andere bedrukte materialen. Door de ontwikkelingen binnen de druktechniek die toen alsmaar beter werd, was fotomontage een veel gebruikte techniek die vaak werd terug gezien in reclames. De dadaïsten hebben bewust gekozen om deze techniek te gebruiken om zo de invloed op de massamedia, sociaal en politiek niveau te verstoren. De baldadigheid van de fotomontages waren een mengsel van: absurditeit, overtuiging, onrust en verzet. Maar waren in één oog opslag niet altijd overtuigend. Het bevatte geen typografie waardoor elke interpretatie subjectief bleef. Een dadaïst genaamd Raoul Hausmann11 schreef het volgende over de fotomontage:

“The idea of photomontage was as revolutionary as its content, its form as subversive as the application of the photograph and printed texts which, together, are transformed into a static film. Having invented the static poem, the Dadaists applied the same principles to pictorial representation. They were the first to use photography as material to create, with the aid of structures that were very different, often anomalous and with antagonistic significance, a new entity which tore from the chaos of war and revolution an entirely new image; and they were aware that their method possessed a propaganda power which their contemporaries had not the courage to exploit”.12

John Heartfield is één van de bekendste namen uit deze tijd die de fotomontage toegepast heeft in zijn werk. In veel van zijn fotomontages kwam Adolf Hitler voor die hij als parodie verwerkte. Een voorbeeld hiervan is het werk ‘Schluckt Gold und reder Blech’ uit 1932 (afb. 4). Dit werk werd ingezet als anti-Hitler campagne. Hier op is te zien dat er een hakenkruis is geplaatst op de plaats waar het hart zou moeten zitten en zijn de slokdarm en de buik gevuld met geld. De fotomontage verwijst naar de financiële steun die Hitler kreeg van rijke ondernemers, die bang waren dat de Duitse bevolking tijdens de verkiezingen zouden stemmen op een communistische regering.13

3.4. Appropriation (Art)

Wanneer er bestaande elementen worden gebruikt binnen de kunst waarbij er word gekopieerd, geleend of gerecycled om een nieuwe context neer te kunnen zetten, word er gesproken over Appropriation. Deze vorm van kunst zie je terug komen in verschillende kunststromingen zoals eerder besproken: het Kubisme en Dadaïsme maar bijvoorbeeld ook in het Surrealisme, Pop-Art en Postmodernisme. Tijdens het dadaïsme zijn de kunstenaars afgestapt van alle standaarden in de maatschappij en zijn ze opzoek gegaan naar iets nieuws. Marcel Duchamp (FR, 1987) was een van de eerste kunstenaars die zich hiermee bezig hield, zo ontstond het begrip readymades. Dagelijkse gebruiksvoorwerpen, die massaal geproduceerd werden en verkrijgbaar waren in de handel, werden gepresenteerd als kunst en kregen een titel.14 Denk aan de voorbeelden van Duchamp: ‘Bicycle Wheel’ uit 1913 (afb. 5) waarbij een fietswiel is geplaatst op een kruk. En ‘Fountain’ uit 1917 (afb. 6), waarbij hij een porseleinen urinoir heeft bestempeld als kunstobject die hij ondertekende met ‘R. Mutt 1917’. Met beide werken probeerde hij een statement te maken over de betekenis van kunst. Dit deed daarom ook veel stof opwaaien en er ontstond een discussie over het bestaan van de kunst, eigendom, originaliteit en plagiaat.

Tientallen jaren later werd er tijdens de Pop-Art stroming ingespeeld op de massacultuur die toen erg leefde. Kunstenaars als Roy Lichtenstein (US, 1923) en Andy Warhol (US, 1928) kopieerden foto’s en afbeeldingen van producten die uit de commerciële consumptiemaatschappij kwamen om ze vervolgens uit te vergroten. De massacultuur werd gezien als een volkscultuur, kunst moest hierdoor voor iedereen toegankelijk zijn.

Voor ‘Look Mickey!’ uit 1961 (afb. 7.1) maakte Lichtenstein reproductie van een originele illustratie uit het blad ‘Donald Duck Lost and Found’ (afb. 7.2). Vervolgens heeft hij zijn eigen versie weer in een nieuw schilderij verwerkt, ‘Artists Studio – Look Mickey!’ uit 1973 (afb. 7.3). Elk element wat is afgebeeld in dit schilderij is afkomstig uit een eerder geschilderd werk.

Er is al veel gesproken over Appropration maar de term Appropriation Art werd pas gebruikt in de jaren tachtig, wat oorspronkelijk een onderdeel was van het Postmodernisme.15 Dit keer werd er vooral gebruik gemaakt van het toe-eigenen van andermans werk waarbij weinig of geen verandering is aangebracht. Een schoolvoorbeeld hiervan is Sherrie Levine (US ,1947). Zij citeert en kopieert alleen maar kunst van mannelijke kunstenaars, het enige verschil is dat haar werk nu onder een vrouwelijke naam gepubliceerd word. Zo heeft Levine de foto ‘Alabama Tenant Farmer Wife’ uit 1936 van Walker Evans (US, 1903-1975) opnieuw gefotografeerd waarbij een vrouw van het platteland staat afgebeeld (afb. 8.1). En presenteerde daarna alsof het haar eigen werk was, ‘After Walker Evans: 4’ uit 1981 (afb. 8.2). Ze zoekt graag de grens van het eigendom en het begrip auteur op.

“Ik probeer kunst te maken die twijfel en onzekerheid eert. Die provoceert tot antwoorden, maar die niet geeft. Die absolute betekenis achterhoudt door het opnemen van parasitaire betekenissen. Die betekenis uitstelt, terwijl u voortdurend wordt aangespoord tot interpretatie voorbij dogmatisme, doctrine, ideologie en autoriteit.”12 — Sherrie Levine

De kunstenaar Richard Prince (US, 1949) benaderd het kopiëren van een foto vanaf de anderen kant. Met het werk ‘Untitled Cowboy #2’ uit 1989 (afb. 9.2) geeft hij commentaar op de consumptiemaatschappij. Prince vond dat de afbeeldingen die werden gebruikt in de maatschappij meer invloed hadden dan een persoonlijke ervaring. Daarom heeft hij een onderdeel uit een Marlboro advertentie (afb. 9.1) gehaald om deze als nieuw werk te presenteren. Hier hangt verder boodschap aan waardoor deze niet te linken valt aan het merk.

In het Postmodernisme werd in de grafische wereld flink gebruik gemaakt van appropriation. Zo is op de album hoes van ‘The Man Machine’ van Krafwerk (1978) (afb. 10.1), ontworpen door Karl Klefisch, goed terug te zien dat dit refereert naar het werk van El Lissitzky ‘About2’ uit 1922 (afb. 10.2). De compositie, de bepaalde elementen en de rood-wit-zwarte kleurgebruik is allemaal in de stijl van het werk van Lissitzky ontworpen. Waarbij de diagonale typografie refereert naar het Russische Constructivisme. Waar het ontwerp meer als een citaat werd gebruikt blijft het nog de vraag waarom het naar deze periode refereert, een periode met een mislukte politiek.17 Probeert Klefisch hiermee niet iets anders te zeggen?

De criticus Fredric Jameson noemde deze periode in het Postmodernisme ook wel The Age of Plunder.18 Hij kenmerkte de appropriation als pastiche en parodie. Beide termen gaan over het creëren van een nieuwe context waarvan pastiche meer een visuele imitatie en parodie een spottende imitatie is gericht op de content van de oorspronkelijke bron.

Afbeelding 1.1: ‘The Cambrai Madonna’ door onbekend. Afbeelding 1.2: ‘Virgin & Child’ (1454-1455) door Hayne of Brussels
Afbeelding 1.3: ‘The Virgin van Child’ (1480) door Sandro Boticelli. Afbeelding 1.4: ’Virgin of the Lilies’ (1899) door Bouguereau
Afbeelding 2: ‘Fruit Dish and Glass’ (1912) door George Braque
Afbeelding 3: ‘Still Life With Chair Chaning’ (1912) door Pablo Picasso
Afbeelding 4: ‘Schluckt Gold und reder Blech’ (1932) door John Heartfield
Afbeelding 5: ‘Bicycle Wheel’ (1913) door Marcel Duchamp
Afbeelding 6: ‘Fountain’ (1917) door Marcel Duchamp
Afbeelding 7.1: ‘Look Mickey!’ (1961) door Roy Lichtenstein
Afbeelding 7.2: ‘Donald Duck Lost and Found’ (1960) door Bob Grant & Bob Totten.
Afbeelding 7.3: ‘Artists Studio – Look Mickey!’ (1973) door Roy Lichtenstein
Afbeelding 8.1 (links): ‘Alabama Tenant Farmer Wife’ (1936) door Walker Evans. Afbeelding 8.2 (rechts): ‘After Walker Evans: 4’ (1981) door Sherrie Levine
Afbeelding 9.1 (links): Malboro advertentie, foto door Jeff Krantz. Afbeelding 9.2 (rechts): ‘Untitled Cowboy #2’ (1989) door Richard Prince
Afbeelding 10.1: ‘The Man Machine’ van Kraftwerk (1978) door Karl Klefisch
Afbeelding 10.2: ‘About2’ (1922) door El Lissitzky

We leven nu in een tijdperk waarbij alles gedigitaliseerd wordt. De cultuur uit de geschiedenis en de offline wereld kan nu online terug worden gevonden. Het internet heeft ervoor gezorgd dat het delen van informatie een dagelijkse bezigheid is geworden. We streamen films op internet, luisteren muziek via Youtube, posten dingen op Facebook en is elke afbeelding te vinden via Google. Daardoor beginnen we in een overbeladen beeld wereld te leven. Elke dag zien we continue een vloedgolf aan afbeeldingen voorbij stromen. Alles ligt voor het oprapen om er volgens nieuwe combinaties van te maken, wat zich uiteindelijk uit in een onzichtbaar netwerk van eindeloze (nieuwe) betekenissen.

Bijvoorbeeld de vele internet-memes die worden gemaakt en verspreid via social media. Of compilaties waarin een overzicht wordt getoond van verschillende videobronnen. Dan mag het samplen van muziek al zeker niet ontbreken in dit rijtje. De hiphopformatie A Tribe Called Quest heeft bijvoorbeeld een sample van James Brown in een nieuw nummer heeft verwerkt. We selecteren, kiezen en (re)mixen voortdurend deze dingen om tot iets nieuw te komen waarin we onze mening kwijt kunnen. Doordat de technologie zich continu zal blijven vernieuwen zal het proces alsmaar makkelijker uitvoerbaar zijn voor mensen.

“Er woedt op dit moment een felle discussie over de impact van digitalisering op het cultuurdomein. (…) Ongeacht welke ideologische positie men inneemt, een feit is dat er een remix cultuur is ontstaan: Kennis, beelden en geluiden worden hergebruikt, aangepast en van andere betekenis voorzien.”19

Lawrence Lessig20 schreef een boek over de remix cultuur waarin we nu leven. De remixcultuur is een term die wordt gebruikt om aan te duiden dat bestaande elementen gecombineerd en aangepast worden om een nieuwe elementen te vormen. Lessig verteld dat we in de loop van de 20e eeuw nog in een RO(Read Only) cultuur leefde, waarbij we genoten van culture uitingen zoals kranten, radio, muziek en televisie uitzendingen. We lezen, luisteren en kijken zonder zelf een bijdrage te kunnen leveren. Maar met de opkomst van de digitale technologie maken we echter meer deel uit van een RW(Read & Write) cultuur.

Door de populariteit van internet, soft- en hardware en mobiele telefoons is iedereen in staat om teksten, muziek en beeld te maken om het vervolgens te kunnen verspreiden via blogs, Twitter, Facebook, Youtube of andere sociale media.

Vanuit een historisch oogpunt hebben we al een aantal verschillende werken gezien waarbij gebruik gemaakt is van bestaande elementen. Elke kunstenaar heeft zijn eigen redenen hiervoor gehad. Zo werd het gebruikt als een nieuwe werkwijze, werd het ingezet als protest materiaal, deed het in de kunstwereld stof doen op waaien of werd het gedaan vanuit bewondering aan een bepaalde stijl of periode. Wanneer ik globaal naar alle projecten kijk, kan het worden onderverdeeld in twee categorieën: het gebruik van bekende elementen waarbij het afkomstig is uit de massamedia die al een bepaalde lading met zich mee brengt. En het gebruik van onbekende elementen waarbij het alles zou kunnen zijn en niet direct iets vertelt. Hiervan word de boodschap pas duidelijk in het totale plaatje in combinatie met andere afbeeldingen.

5.1. Home Field

Harmen Liemburg (NL, 1966) is een grafisch ontwerper en zeefdrukker die vooral gebruik maakt van bekende elementen. In zijn werk benadrukt hij de onverwachte schoonheid van verpakkingen van alledaagse dingen. In zijn ontwerpproces is het spelelement belangrijk: ‘Ontwerpen is een avontuur en al spelend kom je tot een resultaat’21 . In Liemburg zijn vormtaal gebruikt hij vaak elementen uit de (commerciële) popcultuur zoals: logo’s, vlaggen, typografie, pictogrammen, emoticons en stripfiguren. Deze voegt hij samen om de juiste combinaties te maken. Hiermee probeert hij de losse elementen op een speelse manier een gesprek met elkaar aan te laten gaan. Daarin spot hij met visuele clichés en reflecteert hij de maatschappij. Liemburg noemt het ook wel beeldrijm waarbij twee of meer beelden elkaar versterken in compositie, kleur en vorm.

Een goed voorbeeld van zijn werk is de poster ‘Home Field’(2012)(afb. 11.1) die is gemaakt voor de tentoonstelling ‘Objects in Mirror, The Imagination of the American Landscape'. In deze tentoonstelling laat de kunstenaar Hans Gremmen zien, door middel van tekst en beeld, dat het Amerikaanse landschap gebakken zit in ons dagelijks leven. Omdat Liemburg zelf een fascinatie voor Amerika heeft, is hem gevraagd om deel te nemen aan deze expositie.

Het allereerste wat opvalt in de poster is het kleurgebruik, twee van de drie primaire kleuren: rood en blauw. Rood wordt vaak geassocieerd met socialisme en het communisme. En blauw wordt vaak geassocieerd met conservatieve partijen. Deze kleuren kunnen daarom vaak terug worden gekoppeld aan een aantal typerende elementen (afb 11.2). Zoals de beeldmerken die uit de Amerikaanse politiek zijn gehaald. Bovenaan in het midden is een element te zien wat afkomstig is uit het campagne logo van Obama wat refereert naar de opkomende zon en een nieuwe dag. “The sun rising over the horizon evoked a new sense of hope." 22 Obama is gepositioneerd aan de kant van de Democraten, hiervan is het rechts kijkend olifant beeldmerk ook terug te zien. Hier tegenover staat het naar links kijkend ezel beeldmerk van de Republikeinen. Beide beeldmerken zijn meerder malen afgebeeld. Dit kan worden gerefereerd naar het American Football waar de politieke partijen als teamspeler functioneren en de strijd met elkaar aan gaan.

Naast de politieke elementen zijn er ook elementen die verwijzen naar de populairste sport in Amerika, American Football. In het midden zien we het beeldmerk van de Buffalo Bills, een buffel die dubbel staat afgebeeld. Ze staan tegenover elkaar gericht op het midden, klaar om aan te vallen en de wedstrijd te beginnen. Onderaan de poster zie je een parodie op dit beeldmerk van de Buffalo Bills waarbij de kleuren zijn omgewisseld. Ook hier is hij dubbel afgebeeld alleen nu naar buiten gericht. Het beeldmerk is niet spring levend als het origineel maar zie je hem bloedend op zijn rug liggen. Dit kan betekenen dat de strijd zijn tol begint te eisen maar dat er toch nog door wordt gestreden. Boven het campagne logo van Obama is een buffel te zien, dit is het logo van het team Marshall University. Het originele beeldmerk bestaat niet uit deze kleurstelling maar hoort groen met bruin te zijn, maar is voor de drukkleuren omgezet naar rood en blauw. Dit lijkt het centrale punt te zijn waaruit je zou kunnen concluderen dat het een eindeloze strijd die nooit word gewonnen tussen beide partijen die telkens opnieuw word bevochten.

Door bestaande beeldmerken en logo’s te gebruiken zet Liemburg een beeld neer wat door veel mensen kan worden geïnterpreteerd. Verbanden worden al snel gelegd zodra je de achtergrond informatie of de originele context weet van het specifiek logo of beeldmerk.

Op de poster van Liemburg heb ik zelf een parodie gemaakt, ‘Oost west, thuis best’. De kleuren, manier van werken en beeldredactie heb ik overgenomen van Liemburg. Vervolgens heb ik een eigen versie gemaakt die is gefocust op het Nederlandse landschap en de politiek (afb.12). De oneindige discussies die worden gevoerd in de politiek voelen als een spel aan, waar soms de verkeerde beslissingen worden genomen. Waar vervolgens de PVV weer overheen valt. Hiervoor heb ik elementen uit de politiek gehaald zoals het beeldmerk van de SP, de tomaat. De roos van de PvdA en de meeuw van de PVV. Allemaal elementen die afstammen van de natuur. Hier tegenover heb ik oud Hollandse spel elementen geplaatst zoals Mens erger je niet, Monopoly en Backgammon. De originele kleuren zijn niet rood en blauw en zijn dus daarom omgezet. Dit geeft een extra dimensie aan het (media)circus en het ‘spektakel’ wat het met zich meebrengt. Door de slogan van Haribo, Onbegrijpelijke, wordt dit geaccentueerd.

5.2. Greetings from Sarajevo

TRIO Sarajevo (opgericht in 1985, BA) is een ontwerp groep uit Sarajevo. Dit trio bestaat uit Dalida en Bojan Hadžihalilović en Lejla Mulabegović. Toen ze net afgestudeerd waren kregen ze de kans om in het buiteland te gaan werken maar hadden ervoor gekozen om in hun stad Sarajevo te blijven. Vanaf het begin van Bosnische Burgeroorlog hadden zij een project op gezet genaamd “Greeting from Sarajevo”. Tijdens deze periode probeerde ze via ansichtkaarten de rest van Europa bewust te maken van alle gebeurtenissen in hun stad.

Op ironische wijze heeft TRIO Sarajevo verschillende iconen en beeldmerken bewerkt om tot een kaart te komen. Waar Liemburg meerdere iconen en/of beeldmerken gebruikten, pakte het trio het op een andere manier aan. Hun gebruikten deze als enigste bron waarbij ze eventuele typografie aan toevoegde of de afbeelding zelf aanpaste. Hierdoor kreeg de originele lading van het beeld een andere wending. De ringen van de olympische spelen (afb. 13) bijvoorbeeld, die zijn veranderd in prikkeldraad wat refereert naar gevangen zijn. De meeste afbeeldingen zijn afkomstig uit de massamedia waardoor veel mensen zelfs buiten Europa dit herkende. Je zou kunnen zeggen dat de uiteindelijke bewerkingen van de afbeeldingen konden worden gezien als metafoor voor de gebeurtenissen in de stad. Over het algemeen zie je bij de ansichtkaarten dat er ruw te werk is gegaan met het originele materiaal. Dit kan worden gerefereerd naar de punk tijd waarin het trio opgroeide. In de meeste kaarten zie je de kleuren zwart, wit en rood terug komen. Een sterke combinatie wat duidt op strijd en de krachtige uiting die het met zich meebrengt.

Neem bijvoorbeeld de kaart waarbij Superman (afb.14) beschoten wordt, maar hem niks overkomt. Een superheld die fenomenaal sterk is, gelieft is bij het volk en niet te stoppen is. Waar de S normaal voor Superman staat. Is het nu bedoeld voor Sarajevo, wat staat voor sterk en ondoordringbaar.

5.3. Kalender 1972/'73

Jan van Toorn (1932, NL) maakt regelmatig gebruik van appropriation doormiddel van van onbekende afbeeldingen. In zijn werk is te zien dat hij veel bestaande elementen gebruikt voor collages. In de publicatie ‘Strategies in Communication Design’ wordt er gesproken over een ontwerpstrategie die hij om bepaalde redenen toepast heeft. Een belangrijk element hiervan is de semantische kant van zijn werk. Waarmee hij bedoelt wat de betekenis of hoe het onderwerp geïnterpreteerd moet worden. Dit kan je terug zien in zijn werk door middel van de selectieve keuze van het beeldmateriaal. Alledaagse onbekende afbeeldingen zijn vooral terug te vinden in zijn werk. Een losse afbeelding zal in zijn werk niet zoveel vertellen maar wanneer dit wordt gecombineerd met een andere afbeelding ontstaan er nieuwe verbanden. Doordat het een onbekende afbeelding is zal ieder persoon die het bekijkt de afbeeldingen anders interpreteren.

“De nadruk moet altijd liggen op de ontvanger, die altijd de expert moet zijn van zijn of haar eigen ervaring, zijn eigen geschiedenis.” 23 — Jan van Toorn

Het bekendste, misschien wel het belangrijkste, werk van Jan van Toorn in zijn carrière is de kalender uit 1972/1973 die hij ontworpen heeft voor de Nederlandse drukkerij Mart Spruijt. In de kalenderserie is het zoeken naar een dialoog en betekenis ervan, dit wordt telkens uitgevoerd en herhaald. Hiervoor heeft hij portretfoto’s verzameld van honderden verschillende soorten bronnen, die hij vervolgens heeft onderverdeeld in categorieën. De categorieën bevatten (gewone) mannen en vrouwen, koppels, kinderen, glamour foto’s van vrouwen uit de media, een Franse actrice, pin-ups, haar modellen, lingerie modellen (afb 15.1), beroemdheden, demonstranten (afb 15.2), politici (afb 15.3), marcherende soldaten en een voortvluchtige Amerikaanse activist. Al deze categorieën zijn weer onderverdeeld in vier hoofdcategorieën: het dagelijks leven, de politiek, militaire betrokkenheid en media en reclame. Het heeft niet de waarde van een encyclopedie maar het voelt wel als een poging om het gehele westerse leven te documenteren.24

Alle pagina’s hebben geen samenhangend verband waarin de afbeeldingen zijn geplaatst. De ene keer wordt het in een strak grid geplaatst en een andere keer worden de pagina’s weer heel dynamisch opgeplakt. Elke pagina wekt vragen op over de relatie tussen de foto’s. Waarom precies die selectie foto’s en geen andere? Kunnen we de foto’s vertrouwen dat ze de werkelijkheid op de juiste manier vertellen? Wie bepaald welke foto’s we zien en om welke reden? Hier speelt Van Toorn een grote rol als ontwerper. In de kalender zet hij een gevoel van gelijkheid neer, de ene week de normale inwoner, volgende week een filmster, later een executie. Dit is op de voorkant goed te zien. Het gezicht van Richard Nixon is verborgen met een cirkel terwijl op de volgende pagina een onbekende man staat met een cirkel voor zijn hoofd. In dit perspectief wordt Nixon gelijk getrokken aan de ‘normale’ mens. Er volgen geen antwoorden op de associaties, de kijker moet hierbij zelf een interpretatie maken.

“Kijken is iets wat je moeilijk uitlegt maar is wel een belangrijke ervaring.”25 — Jan van Toorn
5.4. Interieurs

In relatie met een grafisch ontwerpers is het ook relevant om te zien hoe een vrij kunstenaar hiermee omgaat. In het werk van de Duitse kunstenaar Albert Oehlen (DE, 1954) is goed te zien dat hij op een hedendaagse manier te werk is gegaan met bestaand materiaal. Zo maakt hij meestal schilderijen maar zo nu en dan maakt hij collages. In zijn collages lijkt het niet uit te maken wat voor soort bronnen hij gebruikt voor zijn materiaal, net zoals Van Toorn zijn dit onbekende bronnen. Deze bronnen komen voornamelijk uit Duitse en Spaanse supermarkt advertenties waarin grote en stevige typografieën worden afgebeeld in felle kleuren. Maar ook billboard foto’s en reclamefolders komen allemaal terug in zijn werk. Zo verteld Oehlen over zijn eigen beeld gebruik in een interview met Max Dax: "It seems that these days there are more advertisements that are anything but 'sophisticated', that just scream at you, adverts that foreground a ghastly red and yellow contrast, where white block capitals are given a black drop shadow. Blatant piles of consumer articles of one sort or another”.26

Deze uitspraak was een interessant beginpunt voor een nieuwe serie: ‘Interieurs’ uit 2009. In deze serie worden er een link gelegd naar interieur doormiddel van de verschillende composities. Hierbij wordt gespeeld tussen vormen en texturen van meubelen, architectuur en perspectief (afb. 16).

Wat ik hier juist interessant aan vind is dat er een onduidelijkheid ontstaat die niet te plaatsen is. De combinatie tussen het, in mijn ogen, nietszeggende beeldmateriaal en de vormen, wat refereert naar het interieur, lijkt een ondoordachte keuze. Maar kan het bestaande materiaal nog iets anders zeggen? Zoals eerder gezegd zijn het vooral reclamefolders waarbij in deze collages vaak de prijs te zien is. Bij reclamefolders gaat het om het aanprijzen van stuntaanbiedingen van artikelen, wat weer gelinkt kan worden naar het kapitalisme. Terwijl het materiaal weer een tweede leven krijgt. Maar moet dit niet worden geïnterpreteerd als een nieuwe reclame stunt waarbij er word aangespoord tot kopen en nieuwe omzet kan worden gecreëerd?

Wanneer je de titel niet hiernaast zou leggen is het nog de vraag of je iets herkend van de interieur elementen. In het bestaande materiaal is ook niks terug te vinden wat duidt op meubels. De verbeelding en interpretatie van de kijker wordt hier heel erg op de proef gesteld waarbij de figuratieve kant en de abstractie op hetzelfde niveau liggen. Uiteindelijk wordt er nergens door de kunstenaar iets bevestigd waardoor het een mysterie blijft.

Geïnspireerd op het werk van Oehlen heb ik zelf een collage serie gemaakt, ‘Conflictatie’ (2013) (afb. 17). Ik ben op zoek gegaan naar een bepaalde figuratieve abstractie door van het gebruik maken van bestaand beeld materiaal. Waar Oehlen wel een voorkeur heeft voor zijn materiaal ben ik juist heel vrij geweest in beeld keuze. Het overkoepelende thema van de werken is conflict, waarbij ik drie nieuws items heb gekozen om deze als onderwerp te benaderen. Per onderwerp heb ik een selectie van onbekende beelden verzameld die ik heb verwerkt tot een nieuw geheel waardoor niks meer valt te herkennen. Nu is het de vraag wat voor waarde de originele afbeeldingen nog hebben. Ik zie de afbeeldingen meer als mijn verf op het lege canvas dan dat ik het als onderdeel van het gehele werk zie. Alle drie de werken zullen uiteindelijk ook met elkaar een conflict aan gaan doormiddel van het abri formaat. Waardoor de kijker zelf bepaald hoe hij of zij het interpreteert.

Afbeelding 11.1: ‘Home Field’ (2012) door Harmen Liemburg
Afbeelding 11.2: Losse elementen uit ‘Home Field’
Afbeelding 12: ‘Oost west, thuis best’ (2016) door John van der Meule
Afbeelding 13: ‘Greetings from Sarajevo - Olympic Games’ (1994) door TRIO Sarajevo
Afbeelding 14: ‘Greetings from Sarajevo - Superman’ (1994) door TRIO Sarajevo
Afbeelding 15.1: ‘Kalender 1972/73’ (1972/’73) door Jan van Toorn, Februari 1973 - lingerie advertentie
Afbeelding 15.2: ‘Kalender 1972/73’ (1972/’73) door Jan van Toorn, Oktober 1973 – demonstranten
Afbeelding 15.3: ‘Kalender 1972/73’ (1972/’73) door Jan van Toorn, Juli 1972 - politici
Afbeelding 16 – ‘Interieurs’ (2009) door Albert Oehlen
Afbeelding 17 – ‘Conflictatie’ (2013) door John van der Meule

Het gebruik van bestaande elementen of andermans werk zie je op veel verschillende manieren terugkomen in de geschiedenis. Dit kan worden onderverdeeld in verschillende termen. Per term zal de intentie voor het gebruik van bestaande elementen anders liggen voor iedere kunstenaar. Het kan spottend worden bedoeld, grensverleggend en radicaal. Eigenlijk is het een heel normale menselijke actie om bepaalde dingen te imiteren, zowel bewust als onbewust. We worden gevoed door factoren die we tegenkomen in het dagelijks leven of mensen waarmee we bevriend raken en imiteren deze. Dit is terug te zien in de kunst en grafisch ontwerp.

Zo zagen we vroeger dat er schilderijen letterlijk nagemaakt werden als een vorm van educatie. De verfijning van de schildertechniek kon op deze manier generatie op generatie worden doorgegeven. Alledaagse materialen werden later gebruikt voor een nieuwe vorm van kunst. Stukjes krant, stof en touw werden verwerkt in schilderen en uiteindelijk bestond het werk alleen maar uit deze materialen. Een nieuwe techniek was aangeleerd, de collagetechniek. Deze zie je tot op de dag van vandaag nog veel terugkomen, zowel analoog als digitaal.

Op een gegeven moment zag je dat tijdens het Dadaïsme er veel gebeurden op het gebied van het gebruik van bestaande elementen. Zo zag je dat er op ironische wijs collages werden gemaakt die commentaar levert op het regime en de maatschappij. Afbeeldingen van Hitler werden gecombineerd met andere afbeeldingen waardoor hij ter schande werd gezet. Deze radicale actie zag je ook terug komen in de readymades. Bij de zoektocht naar een nieuwe vorm van kunst werden bestaande objecten samengevoegd tot één object. Dit deed echter veel stof doen opwaaien met de vraag of dit kon worden benoemd als kunst. Je zou eerder kunnen zeggen dat de handeling in dit geval interessanter is dan de daadwerkelijke uitkomst. Elk object kan met elkaar worden gecombineerd tot één waarbij de objecten op zichzelf niet echt een betekenis hebben.

De massamedia speelde een belangrijke rol gedurende de Pop-Art periode. Veel elementen waren hieruit afkomstig waar vooral ‘dagelijkse producten’ centraal staan in het werk. Hierop volgde Appropriation Art waarbij er echt gefocust werd op de handeling van het kopiëren of hergebruiken.

In de loop der jaren is er een heuse transformatie ontstaan wat betreft het gebruik van bestaande elementen. Wanneer je specifiek naar de elementen kijkt, kan je hier uit geconcludeerd dat het gebruik in twee categorieën kan worden onderverdeeld. Waarbij bekende en onbekende elementen worden gebruikt om nieuw werk te maken.

Bij bekende elementen is de context van het originele beeld zichtbaar en wordt meegenomen in het nieuwe werk. Deze kan op zichzelf functioneren zonder enig andere afbeelding. Denk bijvoorbeeld aan logo’s en herkenbare afbeeldingen afkomstig uit de massamedia.

Bij onbekende elementen is de context ver te zoeken, vaak is het een ‘nietszeggend’ beeld wanneer deze op zichzelf staat. Pas als deze wordt gecombineerd met een andere afbeelding ontstaat er pas een nieuwe context.

Dit is terug te zien in de vier besproken cases. Twee voorbeelden worden gegeven waarbij er gebruik gemaakt wordt van bekende afbeeldingen en twee met onbekende afbeeldingen. De meerwaarde ontstaat bij het grafisch ontwerp wanneer er wordt gespeeld met bekende elementen. Ik geloof dat er oneindig vaak kan worden gecombineerd met de afbeeldingen die een eigen context met zich meedragen. De interpretatie van de kijker wordt beïnvloed door de bekende betekenissen die dan te zien zijn. Terwijl bij onbekende elementen juist meer ruimte wordt gegeven voor een vrije interpretatie. Dit levert een abstract beeld op wat eerder kan worden gezien als vrije kunst.

Tot slot leven we nu in een overbeladen beeld wereld waarbij we dagelijks meer afbeeldingen zien dan ooit te voren. Iedereen zal al een vrije interpretatie hebben van de beelden die we tegenkomen in de maatschappij, bekend of onbekend. Je zou kunnen zeggen dat het bijna niet meer nodig is om nieuwe beelden te creëren. Er is al zoveel gecreëerd waar we nu al oneindig veel mee kunnen variëren. Waardoor we de Read & Write cultuur blijven voortzetten.

Je kunt tenslotte het ei van Columbus niet meer uitvinden, het is juist een uitdaging om van iets bestaands iets nieuws te maken.

“It’s not where you take things from—it’s where you take them to.” — Jean-Luc Godard
1. De Bruin, E. “Nadoen helpt”, (url)
2. Geen auteur, “Romeinse kopieën”, (url)
3. Heerink, J. “Is kunst imitatie?”, (url)
4. Van den Ende, J. “Kunst”, (url)
5. Chavannes-Mazel, C. “Jatwerk: van stelen naar lenen” Kunstlicht, 1, 2007, p. 6-10.
6. Geen auteur, “etymologiebank.nl”, (url)
7. Wolfram, E. (1975), De collage, Gaade/Ameringen. p. 16.
8. Meggs, P. (2011), Megg’s History of Graphic Design, John Wiley And Sons Ltd.
9. Het is een driedimensionale compositie uit materialen en/of voorwerpen van verschillende structuur en herkomst.
10. Wolfram, E. (1975), De collage, Gaade/Ameringen.
11. Raoul Hausmann, Oostenrijks dadakunstenaar, beweerde dat hij de fotomontage ontdekking heeft gedaan in 1918.
12. Ades, D. (1986), Photomontage, Thames & Hudson.
13. Leijtens, J. “Montage als wapen: John Heartfield”, (url)
14. Geen auteur, “Marcel Duchamp and the Readymade”, (url)
15. Geen auteur, “hedendaagse kunst: Appropriation Art”, (url)
16. Geen auteur, “hedendaagse kunst: Massacultuur en postmoderisme”, (url)
17. Poynor, R. (2013), No More Rules: Graphic Design and Postmoderism, Laurence King Publishing Ltd.
18. idem
19. Geen auteur, “Programma Nieuwe Media“, (url)
20. Lawrence Lessig (1961) is leraar aan Harvard Law School en oprichter van het Center for Internet and Society aan Stanford University. Hij pleit voor versoepeling van de wetgeving rondom intellectueel eigendom online.
21. What The Art?! Harmen Liemburg (grafisch vormgeving), Stedelijk Museum Amsterdam, 2013
22. Yue, L., “Chicago designers create Obama's logo“, (url)
23. Poynor, R. (2005), Jan van Toorn: Critical Practice, 010
24. Poynor, R. “Jan van Toorn: The World in a Calendar”, (url)
25. Dutch Profiles: Jan van Toorn, Geert van de Wetering, Dutch Profiles (2014)
26. Oelhen A. & Dax M. (2008) Albert Oehlen 1991-2008, Holzwarth Publications
De losse elementen aan het begin van de pagina zijn afkomstig van de albumcover 'Music For Pleasure' van The Damned (1977) ontworpen door Barney Bubbles (1942, US)

The way artists and graphic designers treat and re-use existing images can mean a lot. For example; when making use of the collage technique. The combining of images can tell a new story and give a new context to the visuals. The simple act and approachability of it is what interest me the most, it’s something that everyone can do to speak out his or her opinion. Within my own work I also make use of it in different ways.

Terms that are connected to this topic such as copy, reproduce, homage, quotation, parody, pastiche, plagiarism, imitate, rip-off and remix, all refer to the re-use of existing elements. It’s a technique that can be applied in arts but it’s important to keep in mind that actually it’s a normal and human action to imitate or copy certain things, consciously and unconsciously.

The re-use of existing elements in art and graphic design has a long history, and changed much over time. The Romans copied the statues of the Greeks. Famous painters made copies of their paintings to sell them. In earlier times the urge to reproduce art was a more practical reason than how we use the technique nowadays. Picasso was the first that introduced a new way of re-using existing elements: the collage. After this came the artists of the Dadaism that deconstructed images and re-used them to give comments on the regime in an ironic way. And then Pop Art and Appropriation Art where it was more about making use of the mass.

The way the artists re-uses images nowadays all depends on what he or she wants to say. It could be done in a sarcastic way, to make a statement for example or they can do something radical.

Nowadays everything is being digitalized; our whole (art) history can be found online. Everything that is put on the Internet can be shared, edited of remixed to create something new. Now is the time where we see more images than ever before in our daily life. Every image can go viral every moment and create it’s own story. We live in a Read & Write culture where everybody wants to react on all those things and have an opinion about it. Because of this, images are re-used even more, also by the ‘common people’. They’re placed in new contexts to tell new stories and opinions about certain topics

What is the added value of using existing images in graphic design, in 2016?

The use of existing elements can be split up in two categories. The first one is making use of ‘known’ images. For example an image that already has a specific message it self, an image that is commonly known in the world or context/country. It can stand on it’s own and doesn’t need any other content to communicate. For example logos and images that are spread a lot through the mass media. And the second category is making use of ‘unknown’ images that don’t communicate on itself for a large audience and need the extra content, extra layers, to communicate a specific message.

With both categories you can create new work with a specific meaning. But the two of them have different goals when
you think of art and graphic design. When you’re making use of ‘known’ images in graphic design, you can make endless combination that can communicate a story or message. The interpretation of the viewer is influenced by al the well known meanings that are displayed through the images. When you’re making use of ‘unknown’ images, you give a viewer much more space to an open interpretation process. This provides an abstract work what’s more suitable for art rather than graphic design.

EEN NIEUW VERHAAL
Het gebruik van bestaande elementen in grafisch ontwerp