SEMIOTIEK
Semiotiek is de studie die zich bezighoudt met de betekenis van zogenoemde ‘tekens’, de interpretatie van deze tekens, en het ontstaan hiervan. Het begrip ‘tekens’ is erg rekbaar en er is niet een vaste definitie voor wat een teken kan zijn. Het kunnen daardoor zowel letters en karakters zijn, gebaren, iconen, symbolen, en beeldmetaforen.
Charles Sanders Peirce (1838 - 1914) was een Amerikaanse logicus en filosoof die zich bezig hield met semiotiek. Volgens de filosofie van Peirce is ‘al het ‘ denken’ altijd denken-in-tekens. Dat is het proces waarin een individu betekenis toekent aan beelden die hij of zij ziet. Hierbij zijn drie elementen belangrijk, namelijk het waarneembare teken, dat wat je ziet, dan vervolgens datgene waar het teken naar verwijst en dan vervolgens dat wat het in de geest van de ontvanger teweegbrengt
→
Peirce definieerde deze drie elementen als de First, Second en Third.
→ We gebruiken deze drie categorieën om alle informatie die we binnen krijgen overzichtelijk te maken door de binnen gekomen informatie te categoriseren in deze drie hokjes.
Een beeld kan een ‘teken’ zijn, de zogenoemde ‘first’. Datgene waar dit ‘teken’ naar verwijst is een ‘object’, de ‘second’ en de betekenis die het ‘teken’ oproept wordt de ‘interpretant’ genoemd, de ‘third’. Als wij een afbeelding van een leeuw zien is dat het ‘teken’ dat we binnen krijgen. Dit teken verwijst ons naar een katachtig roofdier dat in Afrika voorkomt, dit is het ‘object’. En bij dit ‘object’ krijgen we vervolgens weer interpretaties zoals koning der dieren, macht, gevaarlijk, jager en imposant. Daarnaast is de ‘interpretant’ sterk verbonden met de emotionele lading die de ontvanger heeft bij het ‘teken’. Als een leeuw je favoriete dier is dan roept dit positieve gevoelens op, maar als je helemaal niet van dieren houdt dan zal de emotionele lading van de ‘interpretant’ heel anders zijn. Het is dus zo dat de ‘interpetant’, of ‘third’, heel persoonlijk is. Deze wordt gevormd door eigen associaties en connotaties van de ontvanger.
Dit is de semiotische driehoek die Peirce aanhield voor de wereld van tekens. In het geval van metaforen zijn vooral de laatste twee erg belangrijk, deze zijn essentieel voor het begrijpen van metaforen.
WAT ZIJN METAFOREN?
Me·ta·foor →
zelfstandig naamwoord; de (v(m))
1. Overdrachtelijk taalgebruik in het algemeen, stijlfiguur of betekenisverandering waarbij een woord of uitdrukking gebruikt wordt als naam voor iets waarop ze in letterlijke zin niet van toepassing zijn.
Metaforen zijn er in verschillende uitingen. Veel mensen kennen metaforen als iets linguïstisch (taalkundig). Er is zelfs onderzoek gaande naar het gebruik van metaforen in muziek.
Ook in onze visuele wereld ervaren we constant bewust en onbewust metaforen. Reclames,logo’s, het verkeer, kleuren etcetera. Velen zijn zo bekend voor ons dat we er niet eens meer over nadenken. We zien iets gewoon zoals het is en we lezen de metaforische boodschap onbewust, zonder erbij na te denken.
Een voorbeeld hiervan is de waterkraan, waarbij we direct weten dat de rode knop voor warm water staat en de blauwe knop voor koud water. Informatie die je leest zonder erbij na te denken. De verbinding tussen rood en warmte is vanzelfsprekend lijkt het. Maar het komt voort uit een metaforische aard. Namelijk: rood is warm. Zoals vuur rood gloeit, ijzer rood wordt als het wordt verhit, lava een rode gloed heeft. Het komt door dit netwerk van associaties dat we rood in dit geval metaforisch opvatten als ‘ rood is warm’ en dus kunnen lezen en interpreteren.
Als we kijken naar wat voor begrip ‘de metafoor’ is dan zien we dat deze behoort tot beeldspraak. Waarna dit weer in de categorie stijlfiguren valt.
Stijl·fi·guur→
Zelfstandig naamwoord; de (v(m))
1. Uitdrukking die een stijl-effect teweegbrengt door bijzondere formulering, bijzonder gebruik van een woord of
afwijking van de gebruikelijke zinsbouw, bv. het hebben van een relatie met twee of meer partners
Beeld·spraak→
1. Zelfstandig naamwoord; de (v(m))
Taalvorm waarbij een gedachte of begrip indirect tot uiting wordt gebracht door middel van beelden (9) (bv. ‘ ijskoud’ voor ‘ onbewogen’ )
Kijkend naar hoe metaforen werken dan zien we dat het een projectie van eigenschappen van het ene onderwerp op het andere is. Er wordt een begrip uitgelegd en verduidelijkt aan de hand van een ander onderwerp. Deze onderwerpen hebben feitelijk vaak niks gemeen maar delen vaak wel enkele associaties. Deze onderwerpen worden vaak aangeven als het ‘ doel-domein’ en het ‘bron-domein’.
→ Waarbij het ‘ doel’ het onderwerp is wat verduidelijkt wordt aan de hand van het andere, namelijk het bron-domein.
Kijkend naar de metafoor ‘tijd is geld’ Dan wordt ‘ tijd’ (doel) vaak gezien als iets van waarde, je hebt er soms maar weinig van, je kan tijd aan iemand besteden, je kan soms wel wat tijd missen, iets kan veel tijd hebben gekost. In deze zinnen word al duidelijk hoe we eigenlijk over tijd spreken aan de hand van geld.
KENNIS
De belangrijkste eigenschap van een metafoor is dat (minstens) een eigenschap van het bron-domein word geprojecteerd op het doel-domein. Het is hierbij belangrijk dat er een bepaalde gelijkenis is tussen beiden domeinen. Het plaatsen van het bron-domein en het doel-domein in een netwerk van gerelateerde betekenissen is hierbij essentieel. Max Black noemde dit "the system of associated commonplaces"
→. Het gaat hierbij dus niet alleen om kennis van dat wat wordt weergegeven. Maar ook van mogelijke associaties bij dit domein. Dit is de zogenoemde ‘interpretant’ of ‘third’die we kennen uit de filosofie van Peirce. Om dit nog wat te verduidelijken gebruiken we de metafoor liefde is een slagveld.
‘ Liefde’ is deel van een netwerk waarin gedacht kan worden aan woorden zoals geliefden, passie, seks, respect, rozen en ga zo maar door. En zo is ‘ slagveld’ gerelateerd aan woorden zoals slachtoffers, pijn, overwinningen, soldaten.
→ Als je deze twee begrippen samentrekt en eigenschappen van het bron-domein op het doel-domein projecteert, dan zie je dat het ook deze associaties zijn die je over projecteert en dus niet alleen de letterlijke woorden liefde en slagveld. Er kunnen ook slachtoffers vallen in de liefde, je kan iemands hart winnen. Je kan vechten voor je geliefde. Hierbij worden dus elementen van het slagveld geprojecteerd op het domein liefde.
Maar het netwerk bestaat uit meer dan alleen woorden of en hun associaties. Ze omvatten ook de gevoelswaarde van het woord, de emotionele lading. Als we het woord ‘ liefde’ tegen iemand zullen zeggen die op dat moment in een gelukkige relatie zit, zal deze aan andere dingen denken dan als we vragen wat liefde is aan iemand die net zijn hart gebroken heeft. Iemand in een gelukkige relatie zal de metafoor ‘ liefde is een slagveld’ wellicht niet begrijpen. Maar de persoon van wie zijn hart gebroken is wel. Dit laat zien hoe belangrijk de emotionele lading kan zijn. Ook deze emotionele waarde zien we terug in de ‘third’ van Peirce. Dit laat weer zien dat metaforen enorm interessant zijn vanuit het perspectief van de semiotiek.
Het netwerk omvat dus een grote hoeveelheid van gerelateerde concepten, associaties, culturele opvattingen, geloofsovertuigingen, mogelijke daden enzovoort. En kan dus van persoon tot persoon verschillen. Kennis over het onderwerp in zowel
de associatieve als de connotieve zin is dus essentieel voor het begrijpen van metaforen.
CONTEXT
De omgeving waarin de metaforen gebruikt worden is essentieel. Of een beeld gebruikt wordt voor een reclamecampagne, een politieke cartoon of voor een film kan zeer bepalend zijn voor hoe de metafoor geïnterpreteerd wordt en of deze begrijpelijk is. Een beeld in de context van een reclame campagne is geheel anders dan als hetzelfde beeld gebruikt word in een autonoom kunstwerk. De associaties bij het beeld heen zullen dan verschillen wat zorgt voor een andere overdracht van informatie.
Maar de context van metaforen gaat nog iets verder dan enkel het medium waarin ze voorkomen. Meestal construeren we een metafoor als we denken dat de maker van het beeld die intentie heeft.
→ En als we dit denken dan zullen we ook sneller een metafoor construeren uit het beeld.
Een opvallende uitzondering hierop komt voor in het artistieke veld met autonome kunst. Het kan zijn dan een individu een metafoor ziet in een werk zonder dat de maker dit bedoeld heeft. We kijken immers met open ogen naar kunst. En staan dus meer open voor eigen interpretatie van het beeld dan dat we nadenken over de bedoelingen van de kunstenaar. Als er dus een metafoor gevormd kan worden in het werk, terwijl dit niet de intentie van de maker was, dan is dit niet meteen een ‘foute’ metafoor. Deze metafoor is evengoed aanwezig en ontstaat door bepaalde associaties van de betreffende ontvanger.
→
LAKOFF EN JOHNSON
'We hebben gevonden dat, in tegendeel, metaforen doordringen tot ons alledaagse leven, niet alleen in taal maar in gedachten en acties. Ons normale conceptuele systeem, in termen van hoe we zowel denken als handelen, is fundamenteel metaforisch van aard'
- Lakoff & Johnson (1980) →
George Lakoff en Mark Johnson zijn twee onderzoekers die samen het boek ‘ Metaphors we live by’ (1980)
→ hebben geschreven. In dit boek leggen zij zeer uitgebreid uit dat metaforen niet slechts poëtische hulpmiddelen zijn. Ze tonen aan dat metaforen essentieel zijn in ons alledaagse leven. In onze taal, onze gedachten, onze daden. Dit hoofdstuk is een korte samenvatting van de belangrijkste onderwerpen die zij behandelen.
In het eerste deel van het boek leggen zij uit dat veel van onze gedachten en ervaringen metaforisch van aard zijn. ‘Tijd is geld’ van het vorige hoofdstuk was hier al een kort voorbeeld van. Maar een ander duidelijk voorbeeld wat zij geven is bijvoorbeeld: Discussiëren is oorlog voeren. Je kan je tegenstander aanvallen, hij had een zwakke verdediging, je wint of verliest een discussie, je kan je strategie veranderen, al je argumenten kunnen worden neergehaald.
We staan er in het dagelijks leven niet meer bij stil. Maar we praten in veel van dit soort gevallen metaforisch over een onderwerp. Het gaat zelfs veel verder dan spraak. We zien de andere persoon ook echt als een tegenstander, je wint of verliest een argument ook echt. We praten niet alleen over discussies in termen van oorlog. We begrijpen deze ook daadwerkelijk zo. We voelen ook echt de nederlaag van het verlies en we voelen ook de euforie van de winst.
→
Een belangrijk aspect waar zij op ingaan is dat je met metaforen slechts een deel vergroot van het domein. In het voorbeeld liefde is een slagveld dat zij aanhalen worden aspecten uitgelicht zoals slachtoffers. Het hart van iemand winnen, ze vochten voor hun huwelijk. Dit is natuurlijk slechts een deel van de liefde. En met deze metafoor vergroot je maar enkele associaties die we vinden bij het concept ‘liefde’. Bij de metafoor ‘liefde is magie’ worden weer andere aspecten van het concept liefde uitgelicht. ‘De magie was weg’ of ‘ze heeft me betoverd’. Waar de ene metafoor liefde laat zien als een gevecht, iets van tactiek bijna, toont de andere metafoor liefde als iets mysterieus.
Ten slotte hebben Lakoff en Johnson ook metaforen onderverdeeld in verschillende categorieën. Wat handig kan zijn voor het begrijpen van de verschillende soorten metaforen die er zijn. En om zo enige structuur aan te brengen als we spreken over metaforen.
→
- Oriëntatie metaforen: metaforen die gericht zijn op de ruimte. Geworteld in culturele en lichamelijke ervaringen. Hierbij word een vergelijking getrokken tussen een ruimtelijke oriëntatie en een begrip. Bijvoorbeeld goed is boven die dan direct weer linkt aan de metafoor slecht is onder
-Structurele metaforen: metaforen waarin een concept gestructureerd word aan de hand van een ander concept. Zoals tijd is geld. We praten over tijd in de structuur zoals we ook over geld zouden praten.
-Entiteit en Materie metaforen: in deze vorm vergelijken we het doel met een entiteit of materie . Zodra we dit doen namelijk kunnen we ze groeperen, vergelijken en er op een concrete manier over nadenken en spreken.
-Container metafoor: waarin we alles afbakenen als zijnde een bepaalde ruimte. Een voorbeeld hiervan is : Hij komt in zicht. Het bos in gaan. We bakenen hier bepaalde gebieden af terwijl deze niet direct een afgesloten ruimte is.